Reisverslag Kenia november 2016
Aan de Keniaanse grens liepen we een flinke vertraging op vanwege de warme begroeting en leuke gesprekken met de beambten.
Aan het eind van de ochtend trokken we richting Lake Victoria over een zeer slechte weg die langzaam beter werd en uiteindelijk over ging in een prima asfaltweg.
We hadden gehoord van een mooie wildkampeerplek bij een rivier. Toen we aan een lokale man vroegen of we hier veilig konden overnachten, gaf hij aan dat hij er voor zou zorgen dat we ongestoord konden de nacht konden doorbrengen. Samen met wat vrienden hield hij de hele nacht de wacht. We brachten ze in de ochtend wat koffie en brood met een kleine vergoeding, alvorens we onze weg vervolgden naar Kisumu.
Bij Dunga Hill Camp vonden we een heerlijk plekje aan het meer waar we een paar dagen verbleven. We hadden de aandacht getrokken van een viertal lokale jongens. Het kleurboek van tante Lijda werd tevoorschijn gehaald en we hebben een spelletje Blokus gespeeld. Als dank deden ze voor ons de afwas.
Na het zwemmen werden onze handdoeken gebruikt en deze werden samen met de rest van de was voor ons gewassen. Ze waren haast niet meer weg te slaan, maar bij de bar mochten ze niet komen.
De Indische eigenaar en zijn Nederlandse vrouw waren net 3 jaar bezig en trokken in de weekenden veel lokale mensen naar hun bar en restaurant. Voor de weekend drukte begon vertrokken we naar het Masai Mara National Park.
We hadden bij de Oloololo gate gehoord dat je het beste rond 15.00h het park in kon gaan, omdat het kaartje 24 uur geldig is en je daardoor, met een overnachting in het park, het gevoel van 2 dagen zou hebben. We zagen nog veel wildebeesten in het park, die vanwege de regen nog niet de migratie hadden ingezet. Met de hulp van een ranger en andere andere safariwagens konden we een cheeta en leeuwen vinden.
Het vinden van de camping was nog niet heel eenvoudig. De duisternis was al ingevallen, maar door het schijnsel van een zaklamp konden we herkennen waar de sobere camping zich bevond. Die avond kookten we samen met Andrew en John, twee reisbegeleiders uit Zambia, die met 2 Amerikanen op pad waren, een maaltijd. Tijdens het eten zagen we meerdere ogen door de bosjes glinsteren. Volgens Andrew, een ervaren gids, waren het nijlpaarden. Bij het kampvuur hebben we het levensverhaal van Andrew gehoord die opgroeide bij zijn opa in South Luanga die hem leerde jagen. Hij ging pas op zijn 14e voor het eerst naar school en een paar later waren zijn beide ouders overleden aan AIDS. Door veel baantjes heeft hij de studies voor zijn broertjes en zusjes kunnen bekostigen die nu succesvolle banen in Zambia, maar ook in de UK hebben. Hij heeft uiteindelijk succesvol een opleiding tot gids gevolgd en werkt nu bij een safaribedrijf in Zambia.
De volgende dag zagen we bij de brug over de Mara rivier heel veel gieren en maribu’s die zich tegoed deden aan de vele wildebeesten, die de oversteek tijdens de grote migratie niet hadden gehaald. Na de oversteek over de Marabrug kregen we een verlenging van de toegang voor 24 uur. We zagen weer veel wildebeesten, zebra’s, giraffes, olifanten, nijlpaarden en krokodillen. Aan het eind van de dag reden we het park uit bij Talek gaten en overnachten we bij Crocs valley. We stonden aan een rivier met een nijlpaard die ’s avonds bijna Andrews pan met worst omver loopt, in de haast de rivier weer in te duiken. Hij werd namelijk achterna gezeten door de nachtwakers. We zaten gelukkig veilig in de camper, maar op 5 meter afstand is het beest erg indrukwekkend. De volgende ochtend mochten we nog voor een paar het park in. Met behulp van Masaï-gids Jonathan vonden we een familie leeuwen in de struiken.
We rijden door het leefgebied van de Masaï over talloze zandwegen naar de bewoonde wereld.
Aan het eind van de dag komen we aan bij Jungle Junction in Nairobi, waar we voor een paar daagjes zouden blijven om voorraad in te slaan, een visum te regelen voor Sudan en de banden van de wagen te roteren. In Nairobi is het schuifelen door het verkeer, waarbij agenten op de rotondes bepalen wanneer een bepaalde kant mag gaan rijden. Verder is het zaak om gewoon de neus van je wagen voor die van een ander te steken om te bepalen wie eerst mag. Voorst is duidelijk dat alles wat achter je zit maar moet opletten wat er voor hem gebeurd. Als de bestuurder van de inhalende auto voorbij de bestuurder is van de in te halen auto, dan ben je in hun ogen ingehaald en zit je dus achter hun. Bij het inhalen wordt je hierdoor regelmatig gesneden.
Uiteindelijk komen we aan op de luchthaven voor een vlucht naar Lamu eiland. We misten echter het vliegtuig, omdat Jambojet de vertrektijd met 3 uur had vervroegd en wij de mail hierover hadden gemist. Na een extra overnachting op JJ’s probeerden we ’s ochtends ons visum voor Sudan te krijgen, maar we werden doorverwezen naar Addis-Addiba. Om 15.30h vertrokken we alsnog naar Lamu.
Het prachtige Lamu lag heerlijk in de zon en werd voorzien van een lekker zeebriesje. Na een warm welkom van Kasheem en mamma Alyda van de Batu Noor Lamu Backpackers dronken we een biertje bij de politie kantine en aten we een heerlijke visschotel aan de boulevard. De volgende dag gingen we aan boord van een Dhow. De dag bracht ons over het water naar een mooi strandje waar we, terwijl de lunch werd voorbereid, konden genieten van de zon en de zee. De vis met rijst was heerlijk bereid en werd afgesloten met stukken mango en banaan. Voldaan werd koers gezet naar de oude ruïnes die diep in de mangrove lagen en alleen bij opkomend tij bereikt konden worden. Op de terugweg kwamen we met koraal stenen afgeladen dhows tegen, die met de wind in de rug, de tocht naar Lamu hadden ingezet.
Op onze laaste dag werden we door Kasheem rondgeleid door de straten en enkele huizen van Lamu. De hele sfeer en architectuur deed super relaxed en oosters aan en maakte dat we langer wilden blijven op dit eiland, maar de vlucht was reeds gepland. Tegen het begin van de avond kwamen we weer aan op het vliegveld van Nairobi en we besloten te blijven slapen op het parkeerterrein waar BB op ons had gewacht.
We stonden vroeg op om even te ontbijten en de mails te checken alvorens we onze paspoorten en het carnet lieten uitstempelen in Nairobi. Dit moesten we vooraf regelen omdat de grensovergang bij LakeTurkana geen officiële grenspost van Kenia heeft.
De weg richting Lake Turkana begon met uitstekend asfalt wat 15 km voor Sukuta Mugie overging in een gravelweg. Sommige stukken reden lekker door, andere hadden redelijke veel kuilen en weer andere stukken hadden een wasboord waar je echt alleen met 10 km/h overheen kon rijden. Redelijk uitgeput en met een gebroken schokbreker beugel kwamen we aan in Maralal. Daar konden we tanken en de beugel laten lassen voor veel te veel geld. We trokken in bij Maralal Safari Lodge en besloten er een extra dag te blijven omdat we in South Horr met Bjorn (Yellow Cruisecanary) hadden afgesproken. We zouden gezamenlijk een stuk van de Turkana route gaan rijden.
We waren heel even gestopt bij een rivierbedding voor een foto, toen Bjorn opeens naast de auto verscheen. Hij bleek echter een lekke band te hebben gereden, dus we bleven daar even staan om de band te verwisselen.
Na een overnachting bij Sambura Camp, vertrokken we de volgende dag naar Loiyangalani. De weg reed door een prachtige omgeving en veranderde in een landschap van stenen met het meer op de achtergrond. Het is ongelofelijk dat de mensen hier kunnen overleven. Rond de lunch kwamen we aan bij Palm Shade Camp. Daar ontdekten we dat Billy een band had die bijna leeg was en een brandstoftank die nog maar net bleef hangen aan de wagen omdat de beugels weer waren gebroken. Met behulp van de lasser die de eigenaar van de camping had geregeld, konden we dezelfde dag de beugels lassen. Dit keer met extra hoeklijnen om herhaling te voorkomen. Terwijl Andrew aan de wagen werkte, maakten Martine en Björn het deeg voor de pizza’s die ‘s avonds boven de kolen werden gebakken.
De volgende dag vervolgden we onze route langs Lake Turkana toen rond 15.00h Billy niet meer verder wilde. Met wat gerommel en gefriemel besloot Billy na een half uur weer te willen starten. Niet veel later had Björn een plekje in de droge rivierbedding gevonden waar we besloten te overnachten. Na een rustige nacht startte Billy zonder problemen en rond het middaguur kwamen we aan op het kruispunt waar we gingen lunchen en waar we tevens afscheid namen van Bjorn.
Billy’s probleempje bleek echter niet over en midden in een dorp, vol met zeer geïnteresseerde Samburu, vielen we wederom stil. Na wat gerommel aan de ontstekingscontacten startte hij weer om vervolgens na nog geen 20 meter verder weer stil te vallen. Maar gelukkig startte hij binnen 5 minuten weer en bleef het daarna weer gewoon doen.
We vervolgde onze weg richting Sibiloi Nationaal park en kwamen enkele kleine modderpoelen tegen die waarschijnlijk de laatste restanten van de regentijd waren. Met moeite wist Andrew zich te bedwingen om de uitdaging niet op te zoeken en stuurde om de eerste plas heen. Bij de tweede poel bleek de ruimte er naast iets te krap, waardoor het linker voorwiel van Billy de poel in zakte. Billy kwam onder een akelig schuine hoek tot stilstand. De rechterkant stond nog op het droge, terwijl de modder bijna de onderkant van de bestuurders deur bereikte. In de wetenschap dat in deze situatie 4×4 aandrijving enkel zou resulteren in twee spinnende linker banden, gebruikte Andrew direct de beide sperren. In lage gearing zette Andrew Billy in zijn achteruit en stuurde hem voorzichtig iets verder naar het midden van de poel om daarmee de scheefstand kleiner te maken. Toen dit goed bleek te lukken, mocht een nog natrillende Martine de wagen uit om de laatste meters op camera vast te leggen. We reden via een ruimere bocht om de poel heen toen Billy, duidelijk ook een beetje geschrokken, weer even stil viel. Enkele minuten later kwam er een vrachtwagen aan die met moeite om ons heen kon, maar bijna direct daarna startte Billy weer. We besloten achter de vrachtwagen aan te rijden om zo te voorkomen dat we weer ergens fout zouden rijden. Toen we zagen dat het daglicht niet veel langer aanwezig zou zijn, reden we de vrachtwagen voorbij en enkele kilometers verder verlieten we de weg om een kampeerplek te vinden. Na ca. 1 km off-road in de richting van het meer te hebben gereden, vonden we een mooi en rustig plekje. We namen een warme waterfles douche en aten een snelle maaltijd alvorens lekker te gaan slapen.
Nog voor de zon op kwam, waren we aangekleed en hadden we ons ontbijt en lunch samen met koude waterflesjes in de voorkabine gelegd. We reden terug naar de weg en binnen enkele kilometers arriveerden we in Illeret, het laatste dorp van Kenia.
Net buiten het dorp werden we vrolijk begroet door een groep kinderen die spontaan met z’n allen begonnen te zingen. Na dit leuke en ongedwongen tafereel reden we Ethiopië in, op zoek naar het Immigratiebureau in Omorate.